“Nicolas Leus werkt gestaag verder aan zijn strategieën voor een internationale folklore dobberend tussen visuele blabla en geschetste theorieën.”
De enige commissie beeldende kunst die een subsidieaanvraag van hem beoordeelde, schreef: “Uw werk is poëtisch, maar we stellen ons vragen bij de betekenis ervan” (wat een vreemd licht wierp op het begrip ‘poëtisch’)
Voor de catalogus van ‘Oogst’ (Oost-Vlaanderen, 2003) schreef hij als tekst over zijn beeldend werk een tekst over het schrijven van een tekst, die als volgt begon:
“Hoe een tekst schrijven als woorden nooit zwijgen, als invalshoeken zich voortdurend verleggen en spiegelen, als andere teksten hun licht- en schaduwspel blijven dansen, als fragmenten en accumulaties mekaar niet kunnen lossen?
Voortdurend is er taal. In de ernstige waan van een betekenis die zich kan afronden. In het tragikomische besef van het spel. In de bedwelming van het muzikale.”
Hieronder, als parallelle piste, enkele soms wat lang uitgevallen trefwoorden uit zijn recente communicatie:
(verlaten) voortuindenken, alreeds hedendaagse kunst, tuinieren (voor allen), binnenkamers speelveld (zonder 's'), fonemen en peterselie, kreupele symmetrie, gearticuleerde taal, mijn Japan, flexibele routines, Marguerite Duras, leeg en vol, de zee, alles en niets (mag letterlijk genomen worden),grafische notities, speelse besmettingen, voortuinfeest (na het lawaai), hiërogliefen, pogingen tot verstening (geologisch-artistiek), potplanten, denken, wonen (en de wandelende filosoof), massatoerisme zonder mensen, volkskunst (ook en vooral urbaan), omgevingen (landschappen?), grijze luchten, la nausée douce, oeverloos, tussen schilderen en verlangen, Roland Barthes, burgerlijke radicaliteit, semiologie van de postkaart, kreupelhout, amper voorbij de schets, af en toe wat bergen, stadsparken (vooral tijdens de hondsdagen in Franse provinciesteden op zondag), Morton Feldman, kuuroorden voor vergeten kwalen, de zee, kleine fricties over terloops verlangen en kunstmatigheid, de folklore van de hedendaagse kunst, bloemontwerpen, Jean Brusselmans, waadruim, Michelangelo Antonioni, de zee, af en toe een cactus, ik beperk me tot alles, sprezzatura dada, tussen structuur en wereld, stenen, zand, nog wat stenen, volkskunst, tekentaal, zomerregen, schriftuur, aporetisch genot, af en toe voorbij de scherts, panoptische blik, oogopslag, architekst, tussen open en uiteenvallen, de zee, op café met een boek van Modiano, op café met zoute nootjes, grensgevallen, af en toe een boom, landkaarten, de zee, Italiaanse cipres, tussenveld, theoretische geschriften, (on)begrijpend lezen, schmink, implosie(als wapen?), iets van Scriabin op piano, overtolligheid, (nieuwe?) grafemen (voor de kunst), de pittoreske blik, nog iets van Scriabin (zoekend gespeeld), ruis, een esthetica van het theoretische (hoeft niet begrepen te worden), iets van Woo of The Durutti Column, palmbomen (als symbool), monochrome idylles, haperingen (als stijlelementen), tussen tautologie en verschil, tussen (tout court), verdwijnen (als verlangen), tuinieren (ook met de handen in de zakken), close reading, oogopslag, bladspiegel, voortdurend, de zee
Nicolas Leus werkt soms met titels. (Deze keer niet)
Zijn publicatie “Waadruim : Legenda” (croxhapox, 2007) is volgens sommigen een dichtbundel.
Hij had zich ook kunnen presenteren als een kunstenaar die een en ander onderzoekt.
'Het spelen' bijvoorbeeld.